Grote mensen

Aleid Holman

Grote mensen 

Wat waar is
is al niet meer waar
en nu ik de verhalen die ik maakte
ben,
zie ik het kind
dat is verdwaald.

Dieren die konden praten
spraken haar niet aan.
De paddestoelen bleken onbewoond.
De grote mensen waren klein.
Veel kleiner dan de reuzen
van wie ze wilde
dat ze hadden bestaan.

 

Mijn vader

Mijn vader reeg de wormen aan lange draden
In een levende kluwen nam hij ze mee
en verdween in het donker.

Wanneer het licht werd, woelden de rusteloze
palingen om elkaar heen in de emmer.
Ze roken naar de bodem van de beek.

 

Mijn vader

Hij heeft zijn oude broek aan
en blijft wachten bij de ton.
De palingen hangen in het donker
boven het smeulende vuur.
De hitte laat de bomen dansen in de tuin.
Mijn vader lijkt alleen op de wereld.
Uit de lucht vallen langzame druppels.

 

Mijn moeder

Op het dak achter het huis
draaiden voorzichtig
de jurken van mijn moeder in de wind.
Ik wilde haar roepen,
haar mouwen wenkten.

 

Mijn tante

Mijn tante knipte poppetjes
uit een gevouwen krant.

Zo groot was mijn verbazing
over zo eenvoudig toveren,
dat ik tot op de vandaag weet
hoe het zonlicht in de kamer
binnenviel.

 

Mijn tante

Met rond haar mond
dat vleugje van geheimen
staat zij in haar wijde
klokrok in de deur en wuift.
Wij komen altijd weer.

 

De trouwpartij

De moorkoppen kwamen langs in grote dozen.
Wat doorgebogen en naar elkaar gegleden,.

Tussen twee eiken tafels stonden zij.
Zijn haren wuifden, hij keek dwars door alles heen.
Mijn tante was als Sneeuwwitje.
De dwergen werden wij.

 

Mijn oom

Als hij tegen de schijf schopt,
zie ik hem ingaan tegen de dingen
die spelen in zijn hoofd.
Tussen zijn handen vangt hij hun kracht op
in vazen, schotels en kopjes
die hij later zorgvuldig een oor geeft.

 

Bij mijn tante

Achter in haar tuin
is het altijd,
ook als de zon schijnt,
donker en kouder dan ergens anders.

Onder de lage bomen
die kleine appeltjes dragen
en tussen de kruisbessenstruiken in,
ruikt het naar verdriet
in de aarde.

 

Mijn broer

Hij huilde
als hij op de foto kwam
en stak de huizen op zijn tekening
in altijd weer dezelfde zwarte brand.
De toen in het blokkenspel
moest vallen en later
viel ook hij.

 

Mijn broer

Soms riep zijn juf mij uit de klas
omdat hij huilde.

Ik hield zijn hand vast
en wij deelden het geheim.
Zijn warme tranen lagen glinsterend
op het schrift.

 

De zuster

Ze kwam binnen in een leren jas
en sneed mijn boterham in blokjes ,
terwijl ik hem in reepjes had gewild.
In de verboden kamer, die zo vreemd
naar regen ruiken kon,
lag moeder,
en naast haar stond de wieg.

 

Het schoolreisje

De regen maakte kringen die zachtjes
tegen de wand van de teil botsten.
Juf roerde met de lepel de siroop
van de bodem.
We kregen allemaal twee keer
een schep van de ranja.

Terug naar de vorige pagina